Normandië biedt een afwisselend landschap;
heuvels, open vlaktes, hoge krijtrotsen, mooie baaien en soms brede
zandstranden.
Vaak zagen we op idyllische plekjes de leuke
vakwerkhuizen. De vakken waren meestal wit met daar tussen waarschijnlijk
eeuwenoud hout.
Hoge rode gemetselde schoorstenen en bakken met
rode geraniums in de vensterbanken zorgden voor een kleurig geheel.
Toch waren wij niet van plan om in dit gedeelte
van Frankrijk ooit een huis te kopen. Het vochtige klimaat trekt ons niet zo
aan. Wij hadden echter altijd het gevoel dat waar we ook waren we op de hoogte
moesten blijven van de huizenmarkt. De prijzen van de huizen waren eind jaren
tachtig, beslist niet hoog te noemen.
Bij de makelaarskantoren stonden we soms echt verrast het één na het ander aan te
wijzen en zeiden verbaasd tegen elkaar:"Tjeetje moet je dat zien, daar heb
je bij ons nog geen rijtjeshuis voor!"
Jaren later
liggen de prijzen beduidend hoger, omdat er genoeg Engelsen zijn, die
regelmatig het Kanaal overwippen naar hun tweede huis, aldaar.
Op bepaalde plaatsen aan de kust liggen de brede
zandstranden uitnodigend te wachten op bezoekers. Toen wij er echter waren liet
het weer ons in de steek. Een zonnebad aan het strand zat er niet in, het was
meer een kwestie van regenjas aan en uitdoen.
Normandië is niet alleen bekend geworden door de Calvados, de Cidre, de Camembert kaas
en de paardenfokkerijen, maar wereldberoemd zelfs door de invasie van de
geallieerden op 6 juni 1944, D-day.
Toevalligerwijs werden we daar zelf mee
geconfronteerd.
Op een gegeven ogenblik stonden we in de auto, een
beetje moe, na het geslenter in Honfleur, te wachten voor een open brug. We
zagen een groot bord langs de kant van de weg staan en ik zei tegen Joep, omdat
ik het vanuit de auto niet goed kon lezen: "Wat voor verhaal staat daar op
dat bord?"
Joep, zei geeuwend: "Laten we maar even gaan
kijken".
En wat bleek op het bord stond een stuk
geschiedenis weergegeven die we alleen maar uit de boeken van school kenden.
We keken eens naar de brug en Joep zei ineens
geïnteresseerd: "Dat is de Pegasus Brug!"
Niet omdat
hij de brug herkende, hij was er nooit eerder geweest. Hij herkende de brug van
de beelden uit de film "De Langste Dag".
Voor ons was dit het moment dat onze interesse
gewekt werd.
We waren het er over eens dat we aan dit stuk
geschiedenis, op steenworp afstand, niet
zo maar voorbij konden gaan.
Voordat we er erg in hadden waren we helemaal in
de ban van het gebeuren op D-day. Arromanches; Omaha Beach; Utah Beach; Point
du Hoc de Amerikaanse begraafplaats, musea alles zijn we toen gaan bekijken.
We zijn er twee dagen druk mee geweest.
Op één van de stranden zagen we twee veteranen met
elkaar staan praten. De ene maakte met zijn handen gebaren alsof hij alles van
toen nog eens duidelijk maakte.
Ze stonden
daar luchtig gekleed in hun korte broek en een poloshirt, spierwitte benen met
hoog opgetrokken sokken en sandalen aan. Terwijl de wind hun kleine beetje
grijze haar naar alle kanten deed wapperen en het zachtjes begon te regenen,
leek het alsof deze weersverandering hen niet deerde.
Ze bleven
druk met elkaar in gesprek. Ze keerden zich nog eens om en wierpen een blik op
een kille grijze bunker, gelegen in de duinen, overwoekerd door helmgras.
Op een bepaald moment stopte het gesprek en
stonden ze ineens een beetje verloren voor zich uit te staren.
Ineens drong het tot hen door dat het inmiddels
plensde van de regen. Ze keken elkaar een beetje schaapachtig aan en liepen
vervolgens in marstempo naar hun auto.
Toen we daar zo stonden met alleen maar de beelden
van de film "De Langste Dag" voor ogen, maar dan in de wetenschap dat
het in het echt allemaal misschien wel
duizend maal zo erg was, werden we er
echt even stil van.
In een museum lazen we een fragment uit een brief
van een Amerikaanse soldaat aan zijn familie.
Hij vertelde dat hij bij de landing een kwartier
in het water had gelegen.
Hij was zo vreselijk bang geweest en dat het
angstige kwartier wel het langste leek uit zijn toch nog jonge leven. Angst,
wanhoop en machteloosheid voerden de boventoon in deze brief.
Je zou een dergelijke brief van je kind, aan de
andere kant van de wereld, maar thuiskrijgen.
Sober, stijlvol en indrukwekkend vonden wij alle
door ons bezochte plaatsen.
Gelukkig hebben de Fransen er geen
kermisattracties van gemaakt en dat sprak ons erg aan.
In deze twee dagen van onze vakantie waren we zo
onder de indruk gekomen van dit hele gebeuren, dat we tijdens de 50- jarige
herdenking van D-day op alle binnen en buitenlandse televisiestations de
plechtigheden hebben gevolgd.
De plechtigheden bekeken we met zo een intentie
alsof we er zelf in 1944 bij waren geweest. Alleen door het feit dat we er
achtenveertig jaar later, de realiteit van toen tot ons door lieten dringen en
het zo een enorme indruk op ons had gemaakt.
In dezelfde periode werd op de televisie een film,
zonder geweld, uitgezonden, namelijk "A Foreign Field".
In deze
film komen drie veteranen, twee Britten en een Amerikaan, na zoveel jaren terug
naar de plek waar ze in 1944 aan de invasie hadden deelgenomen.
In de eerste plaats lijkt het erop dat de ene Brit
en die Amerikaan alleen maar zijn teruggekomen om hun Franse liefje uit de
oorlog te gaan zoeken. Dit leidt tot allerlei komische situaties met Jeanne
Morreau in de rol van het inmiddels in een bejaarden tehuis verblijvende, nog
steeds frivole, liefje.
Een waar kunstwerk met onder andere grandioos
gespeelde rollen van Sir Alec Guiness, en Leo MacKern.
Humor, ernst, rivaliteit en realiteit worden heel
subtiel in beeld gebracht.
Aan het slot van de film, na allerlei
verwikkelingen, wordt duidelijk dat als het om de gesneuvelden in 1944 gaat,
het niet meer om een Franse, Engelse, Amerikaanse of Duitse soldaat gaat, maar
om een mensenleven.
Een
dierbare vriend of broer, verloren door iemand van welke nationaliteit dan ook;
een mens verloren in een gruwelijke strijd.
Zonder meer ontroerend is het als aan het einde
van de film ten slotte de Franse del, arm in arm met een Duitse vrouw, die haar
broer verloren had, de Amerikaan en de twee Britten gezamenlijk onder het
zingen van "Lily Marlène" de diverse graven gaan bezoeken.
Sainte-Mere Eglise was de laatste plaats die we
aandeden in het kader van het D-day gebeuren. We bezochten hier het museum en
bekeken de kerk uit de 13e eeuw die het in de nacht van 5 op 6 juni 1944 zwaar
te verduren had gehad. In die bewuste nacht bleef een Amerikaanse parachutist
bij het landen aan de torenspits hangen.
Een pop,
gekleed als Amerikaanse parachutist hangt daar nu nog, ter herinnering aan dit
feit.
Een bezoek aan het Airborne Museum was het slot van
onze D-day toer.
Vol van alle indrukken die we hadden opgedaan,
gingen we even relaxen in een café-bar.
Nadat we onze drankjes op hadden ging Joep voor de
etalage van een "geweren winkel" staan kijken.
Mijn interesse ging
meer uit naar een "kleren winkel", maar die was er niet.
Ik liep een deur verder en stond voor de etalage
van de "boucherie".(slagerij)
Daar zag ik
niet zoals bij ons schaaltjes keurig op een rij staan met speklappen,
karbonaden en hamlappen. Nee, er lagen grote hompen vlees met het vet en bot er
nog aan.
Tussen deze
hompen had de slager heel decoratief een varkenskop geëtaleerd.
Met een beetje fantasie kon je het varken als een
bouwpakket weer in elkaar zetten en terugbrengen tot zijn oorspronkelijke
model. Niets ontbrak, zelfs zijn pootjes niet maar die lagen wel op een schaal,
maar dan in het zuur....!
Toen werd
me duidelijk waarom in Frankrijk hondenvoer
in blik toch zo prijzig is. Ze eten namelijk alles zelf op en blijft er weinig
over om in te blikken.
Op onze terugtocht, via Bayeux; Caen en na een
bezoek aan Rouen gingen we richting Les Andelys.
De plaats Les Andelys, gelegen aan de rivier de Seine,
stond op ons programma omdat we er een mooie foto van in een boek hadden
gezien. De foto sprak ons aan dus dachten we, daar gaan we een kijkje nemen.
Het weer liet ons in de steek, het waaide erg hard
en het regende.
Bij aankomst zagen we inderdaad, gehuld in een
sluier van regen, de ruïnes van het Chateau Gaillard, als een grote grijs/witte
massa boven een heuvel uitsteken.
In de
rivier op een eilandje ligt een imposant oud huis en we gingen ons afvragen:
"Waarom werd dat nou precies daar gebouwd?
Door wie? Zal het nog bewoond zijn?"
Een breed wandelpad langs de rivier met hier en
daar een bankje, lag er verlaten bij.
Omdat het weer niet uitnodigde tot een wandeling,
zochten we eerst een hotel op.
Voor de eerste keer maakten we toen mee dat we bij
het bespreken van een kamer verplicht waren het diner daar te gebruiken. We
hadden daar geen moeite mee, we hadden toch geen zin meer om een ander
restaurant te gaan zoeken.
Hotelkamers zijn meestal niet echt gezellig, deze
was er een zoals alle andere, bed, kast, tafeltje met twee stoelen. We hadden
uitzicht op het wandelpad langs de rivier.
In de tuin van het hotel speelde de
wind met de terrasmeubelen.
Binnen, vlak voor het raam, waaide het bijna net
zo hard als buiten.
Het bed stond vlakbij het raam. Terwijl ik een vest aantrok
zei ik tegen Joep: "Als het weer zo blijft, dan kunnen we vannacht beter
een trui aantrekken!"
"Tja" zei Joep peinzend terwijl hij in
het rond keek: " We kunnen het bed niet verplaatsen, daar is de kamer veel
te klein voor !"
Ondertussen was ik met een tijdschrift op een
gammele rechte stoel gaan zitten en ik hoorde Joep ineens hartgrondig
"Shit" zeggen. "Wat is er shit?" ik kon namelijk niet zo
gauw iets anders bedenken dan het weer.
"We zijn vergeten om naar een kamer met deux lits ( twee bedden) te vragen! Nou
hebben we weer een tweepersoons bed!" zei Joep, terwijl hij beschuldigend
naar het bed wees.
We hebben geen hekel aan elkààr, maar wel aan een
te smal bed, dus antwoordde ik pesterig:
"Hè, wat stom, nou ik weet het goed gemaakt,
ik trek vannacht een trui en mijn spijkerbroek aan, dan mag jij de dekens hebben!"
's Avonds hadden we behoorlijke trek, want overdag
hadden we bijna niets gegeten.
De menukaart werd ons gebracht en wij namen een
menu van honderd francs.
Aangezien
we de omschrijving van het vlees niet helemaal thuis konden brengen, vroegen we
om nadere uitleg. Inderdaad, waar we al bang voor waren, het was iets met "Tripe", pens dus!
Dixie, onze hond vindt het dagelijks een
delicatesse, maar wij zeiden snel en opgelucht, omdat we zo slim waren om
uitleg te vragen: "Nee, geen tripe,
doet U dan het menu van honderd en twintig francs maar!"
Door onze snelle beslissing hadden we niet zo
nauwkeurig de samenstelling van het bestelde menu bekeken.
Het voorgerecht bestond uit een kleurloos plakje "terrine de legumes"(groente
terrine), het plakje was bijna net zo wit als het bord waarop we het kregen.
Het smaakte nergens naar. Maar goed, wij waren nog steeds blij dat we aan de
pens waren ontkomen.
Die vreugde duurde niet al te lang want toen we
het hoofdgerecht kregen, zagen we een behoorlijke grote schaal vol met
niertjes, waar een voor ons niet bepaald aantrekkelijke geur af kwam.
Dit was nog niet alles, we kregen zowaar ook nog
een schaaltje met drie gladde gekookte aardappelen. Voordat we toen ook maar
één hap in ons mond hadden moesten we al even slikken.
Wij wilden niet kinderachtig zijn. Met de vork in
ons hand, halverwege onze mond keken we elkaar aan en seinden met onze
ogen:"Één, twee, drie in Godsnaam!".
We onderwierpen de vork met het stukje vlees
steeds aan een inspectie. Hoe je het ook draaide of keerde het bleef een stukje
"nier".
We slikten een paar stukjes bijna heel in om
vooral niet te proeven hoe het smaakte.
De serveerster had al eens bedenkelijk onze kant
opgekeken, ze vond waarschijnlijk ook dat het niet zo vlot ging. Ze kwam naar
ons toe en vroeg niet zo erg vriendelijk: "Zal ik het vlees nog even
opwarmen?" Wij zeiden opgewekt: "Nee, dank U wel, we zijn klaar!”
Ze keek ons verbaasd aan, de schaal leek bijna
onaangeroerd. Maar ja, de klant is koning. Ze haalde zonder iets te zeggen
alles weg.
Ondertussen had ik wel een gigantische hoge taart
zien staan met lagen in verschillende kleuren. Hoopvol zei ik tegen Joep:
"Als we nou maar niet drie mini bolletjes ijs toe krijgen, want heb je die hoge
taart daar zien staan?”
In gedachten zag ik al een royaal stuk op een
bordje voor mijn neus liggen.
Het geluk was met ons, we kregen inderdaad taart.
Helaas was het maar een flinterdun plakje.
Het mandje gevuld met stokbrood hadden we wel
helemaal leeggegeten en de fles wijn was ook op.
Buiten was het droog geworden en we besloten even
een wandelingetje langs de Seine te maken.
Meestal na een Frans diner maken we een ommetje,
want we denken dan dat een beetje beweging goed is voor de spijsvertering. Deze
avond viel er echter niet veel te verteren.
Toen we eenmaal buiten, in de verlaten straat,
kwamen, kregen we een onbedaarlijke lachbui. We sloegen de arm om elkaar heen
en liepen lachend verder en Joep zei op een gegeven moment, quasi serieus:
"En Mevrouw heeft het U gesmaakt?"
Het licht van de lantaarnpalen scheen over het
natte wegdek.
De luiken van de huizen waren hermetisch gesloten.
Op de hoek van de straat was een bar, waar één klant voor zich uit zat te
staren.
Een hondje maakte in zijn eentje nog even een
wandeling, waarbij hij ieder paaltje dat hij tegenkwam nog natter maakte dan
het al was. Verder was er niets te bekennen.
Toen we
langs een huis liepen hoorden we, achter de gesloten luiken, het gekletter van
serviesgoed en het geroezemoes van stemmen.
Een eindje verder zagen we een fel verlichte
telefooncel.
We besloten even naar huis te bellen. Nadat we
eerst een stapeltje munten hadden uitgezocht, stonden we een beetje lacherig
met zijn tweeën opgepropt in de telefooncel.
De geijkte vragen werden over en weer gesteld, zoals:
"Bij jullie alles goed?” "Ja hoor, alleen heeft Dixie net met een
andere hond gevochten! Hij loopt een beetje mank, maar verder gaat alles goed, hoor!"
Joep, vroeg voor de zekerheid toch nog wat meer over
het gevecht, de toestand van Dixie en hij kreeg tot in het kleinste detail het
hele verhaal te horen.
Suzanne en Leontine waren uiteindelijk zelf ook
nog behoorlijk onder de indruk.
Suzanne had met gevaar voor " eigen
leven" de hond die Dixie had aangevallen, van hem afgetrokken en een beste
schop gegeven.
Vervolgens had ze met keiharde stem geroepen:
"Náár huis jij, naar h-u-i-s!"
Daarna hadden ze met knikkende knieën Dixie
onderzocht.
Gelukkig viel het mee.
Na de verslaggeving werd aan ons gevraagd:
"Waar zijn jullie? Is het leuk?"
Inmiddels had ik de deur van de telefooncel wijd
open gedaan, want het werd me een beetje te benauwd.
"Ja, het is hier héél er-rg leuk",
antwoordde Joep behoorlijk melig en het schalde door de stille straat.
Suzanne vroeg pissig: "Zijn jullie dronken
?"
“Dronken? ?
Welnee, we hebben net héér-lijk gegeten!" zei Joep, hij knipoogde naar mij
en vervolgde: "Het is alleen jammer dat er hier geen Mac.Donald op de hoek
is, want anders waren we er nu gillend van de honger naar binnen gerend!"
*********************
RECEPT.
POT AU FEU.
Ingrediënten:
Hoeveelheid naar behoefte, afhankelijk van het aantal personen.
Het is ook ideaal om deze stoofpot voor twee dagen te maken.
- rundvlees
- rode uien
- prei
- bleekselderij
- meiknolletjes
- aardappelen
- tijm, rozemarijn, laurier, zout en peper.
- teentje knoflook.
- runderbouillon blokje.
Braad het vlees met de uien aan, voeg de meiknolletje gehalveerd toe, knoflook, de in stukken gesneden wortels, prei en bleekselderij.
Doe de kruiden er bij en giet naar behoefte warm water met het bouillon blokje er bij. Zorg dat alle ingrediënten onder de bouillon komen te staan.
Laat dit alles goed gaar stoven. Het kan bv. ook in de oven op 140 graden in een gietijzeren pan.
Kook de aardappels apart, schep daarvoor een paar soeplepels bouillon uit de braadpan.
Lekker met wat mosterd, stukjes augurk en een glaasje Médoc.
Nog bouillon over? De bouillon smaakt de volgende dag ook heerlijk als voorgerecht met pain de campagne.
**************************