Daarginds de groene heuvels.

Op dit blog vertrouw ik in gedeelten mijn pennenvruchten toe van het houden van vakantie in Frankrijk, het wonen daar en onze belevenissen daarginds.
Ik ben met het schrijven hiervan al begonnen in 1994, waar blijft de tijd ?

Met een "voorraad" van 130 bladzijden, zal ik twee keer per maand een hoofdstuk posten, op de 1ste en 15de van iedere maand.
Ik maak er dus een feuilleton van!

Om privacy redenen heb ik de namen van de personen die in de verhalen voorkomen veranderd.

Lees gezellig mee en een reactie van tijd tot tijd zou ik erg op prijs stellen.
Als het je aanspreekt en je wilt niets missen, dan kun je ook volger worden.
à Bientôt, (tot straks).............Daarginds !

woensdag 15 januari 2014

CHAMBRES D`HÔTES (2)


Op zoek naar een hotel, zag ik op een dag ergens "Hotel l'Agriculture" aangegeven staan, met een pijl in de richting waar het zich zou moeten bevinden. Het leek mij wel romantisch om eens  een agrarisch nachtje mee te maken.
 Joep mompelde al: " Dat is iets voor boeren", maar we gingen toch een kijkje nemen.
Op het dorpsplein aangekomen bleek het een openbaar gebouw te zijn dat inderdaad  "iets met boeren" te maken had.
Wij maakten dus dezelfde fout gemaakt als in onze beginjaren, toen we dachten dat een "Hotel de Ville" (gemeentehuis) een hotel was!

Gelukkig lag er aan de andere kant van het plein wel een "Hotel du Commerce", met een kleine ingang. Onder de naam, hoog op de gevel, bevond zich een rij ramen met  fleurige plantenbakken. 

Wij gingen naar binnen en over een smalle trap, met bordeelachtig rode vloerbedekking, waar ook de wand mee was bedekt, mee naar de eerste etage. De kamer werd ons getoond en zo op het eerste gezicht, zag het er redelijk uit.
Wij besloten het te proberen. Het bleef inderdaad bij proberen, want toen de madame weer naar beneden was, inspecteerden we het ijzeren ledikant.
Toen we even bovenop de vale sprei gingen liggen, kreeg je het gevoel alsof je averechts en onderste boven in de guillotine hing, zo schuin liep het hoofdeinde naar beneden, ondanks de dikke hoofdrol, die als kussen diende.
 Bij nader inzien, zag de douche en het toilet er ook niet al te fris uit.
Wij zijn zachtjes naar beneden geslopen, bij de entree was gelukkig niemand te bekennen en toen zijn we heel laf zonder iets te zeggen, weggelopen.

Omdat we op de agrarische toer waren begonnen, konden we in de buurt van Isigny sur Mer  de verleiding niet weerstaan om nog eens een nachtje te "chambre d'hôten".
 Nu eens niet een prachtig "manoir", maar chambre d'hôtes à la ferme. (op de boerderij)
Nadat we de borden gevolgd waren, zagen we een kaarsrechte oprijlaan, met aan weerskanten bomen, een weide er tussenin en aan het einde een fors vierkant grijs gebouw.  


In de wei aan het begin van de oprijlaan, lag een stier aan een ketting op een stukje gras.
Een opleiding aan de hogere agrarische school was niet nodig om te kunnen zien, dat het een stier in plaats van een koe was.
Alles aan dat beest was uitgevoerd in een reuze formaat, van zijn kop tot aan het puntje van zijn staart met alles wat daar tussen in zat. Ondanks zijn  imposante uiterlijk, keek hij ons vriendelijk doch nieuwsgierig aan.

Wij besloten naar het huis toe te rijden, in de wetenschap dat als we daar kwamen en het ons niet aanstond,  we niet weer ongemerkt zouden kunnen ontsnappen.
 Maar we namen de gok. Nadat we enige tijd voor de wel twee meter brede voordeur hadden gewacht, ging een gedeelte van de deur knerpend open.
Er stond  een jonge vrouw van ongeveer dertig jaar, met kort geknipt donkerbruin haar in mini rok. Niet bepaald het prototype van een boerin.
Wij vroegen of er een kamer vrij was en de boerin zei terwijl ze uitnodigend de deur verder opendeed: " Ja, maar voor één nacht. Morgen is de kamer gereserveerd door een stel dat op huwelijksreis is. U mag de kamer wel even zien."

Wij gingen met de boerin een zeker drie meter brede houten trap met uitgesleten treden op, die op de eerste verdieping op een nog bredere lange gang uitkwam. Terwijl we achter haar aan liepen, kraakten de brede houten vloer aan alle kanten onder onze voetstappen.
De vloer was spekglad en het hout had een mooie diep bruine glanzende kleur.
Aan de linkerkant van de gang bevonden zich om de paar meter grote vierkante ramen met uitzicht op de binnenplaats.


 De binnenplaats werd omgeven door allerlei soorten gebouwen, niet allemaal in nieuwstaat verkerend, maar het gaf echt de indruk dat we op een ferme waren.
 Landbouwwerktuigen stonden hier en daar verspreid, een stel geiten stond achter een half open deur, de koeien liepen te soppen in de blubber, terwijl ze vanuit een stal door een smal poortje een wei in werden gestuurd.
Midden in was een ondiepe modderpoel, waar de eenden en ganzen druk doorheen liepen.
Onze kamer bevond zich aan het einde van de gang, waar het gebouw een hoek naar links maakte.

De kamer was van een dusdanige afmeting dat zo'n kamer in een hotel een suite zou heten. Doordat de kamer zich in de hoek van het huis bevond, hadden we links uitzicht op de rommelige binnenplaats en aan de rechterkant keken we uit op een boomgaard.

Wij besloten deze kamer voor een nacht te nemen, hoewel we onze bedenkingen hadden over de afmeting van het tweepersoonsbed, namelijk een beetje smal. 
Waarschijnlijk was de afmeting van het bed, afgestemd op het paar dat op huwelijksreis langs zou komen.
 Gelukkig stond er in geval van nood nog een eenpersoonsbed in de andere hoek. Het deed me alleen denken aan het bed van de prinses op de erwt, want het was wel erg hoog.
De kamer had ook een mooie houten donkerbruine vloer met hier en daar een kleedje. 
Er was een prachtige marmeren schouw met een spiegel er boven. 
Hier en daar stonden wat gezellige prulletjes op kleine tafeltjes en een paar zo op het oog comfortabele fauteuils.

Op de terugweg over de lange gang liet de boerin ons aan het andere eind de badkamer zien. Terwijl ze de deur opende, zei ze min of meer verontschuldigend: "U moet de badkamer wel delen met nog een echtpaar en twee kinderen." 
Wij antwoordden: "Dat geef niet, als de badkamer bezet is dan wachten we wel. We zijn uiteindelijk op vakantie. We hebben geen haast".

De badkamer was in modern wit uitgevoerd  met een bad, wastafel en bidet. Op de vloer lagen mooie oude dieprode plavuizen. Het raam werd omlijst door een fraai gebloemd gordijn, opgenomen aan weerszijden door een effen "embrasse" met koperen haken.
De luiken van het raam waren niet helemaal gesloten. Precies door de spleet van de halfopen staande luiken hadden we uitzicht op de lange rechte oprijlaan, met aan het eind als grijs/witte vlek de stier, die de wacht hield.

Wij zeiden tegen de boerin: "Wat een prachtig huis ",  aan de buitenkant zag het er namelijk niet zo aantrekkelijk uit. Ze trok een beetje een bedenkelijk gezicht en zei: "Ja wel mooi, maar oud en dat brengt een hoop onderhoud met zich mee".
Nadat we dezelfde weg over de brede trap en  lange gang met onze koffer weer een keer hadden afgelegd en de boerin beneden achter een grote hoge deur was verdwenen, gingen we op ons gemak zitten in de fauteuils.
De fauteuils bleken niet zo comfortabel te zitten als ze er uitzagen en de veren maakten steeds een "pjeung" geluid.
Voordat we in de buurt op zoek zouden gaan naar een restaurant om te eten gingen we ons om de beurt opfrissen in de badkamer.

Nadat ik was geweest en het Joep zijn beurt was, deed ik in de kamer een poging om mijn haar met een gas krultang een beetje te fatsoeneren.
Uiteindelijk was ik al lang klaar en Joep was nog steeds niet terug. Even dacht ik dat hij in bad was gaan liggen en misschien in slaap was gevallen.
Op het moment dat ik besloot een kijkje te nemen en de kamerdeur opendeed kwam hij er net  lachend aanlopen.
In het midden van die brede gang liep hij met in zijn kielzog een jong gansje van drie turven hoog, op nog geen tien centimeter afstand.  Joep keek steeds achterom om te kijken of het gansje meeliep. Inderdaad heel parmantig liep hij het hele eind achter hem aan.
Zijn zwemvliesjes maakten op de gladde houten vloer een flappend geluid.
Ik keek heel verbaasd en vroeg lachend: "Waar heb je die nou vandaan?"

Joep liep ondertussen met het gansje op zijn hielen de kamer in en zei min of meer verontwaardigd: "In het portaaltje bij de badkamer stond een kartonnen doos en ik hoorde iets ritselen. Toen ik de doos openmaakte vond ik dit gansje met wat plukjes gras erin ".

Ondertussen had het gansje mijn blote voeten ontdekt. Ik stond op een schapenvacht, die als vloerkleedje diende en ineens voelde ik de snavel van het gansje tegen mijn tenen pikken.
Joep verklaarde ondertussen geamuseerd waarom zijn opfrisbeurt zo lang duurde: " Ik vond het zielig zo'n beestje in een donkere doos zonder luchtgaten, dus ik heb eerst wat gaatjes in de doos gemaakt. Daarna heb ik het bad vol laten lopen en hem of haar even lekker laten zwemmen.....!
Hij vond het heerlijk, hij ging steeds kopje onder en liet het water lekker over zijn rug lopen. Na een paar rondjes zwemmen begon hij een beetje onrustig over de rand te kijken, dus toen heb ik hem er maar uitgehaald".
Het was dus niet zijn opfrisbeurt maar de zwempartij van het gansje waarmee hij zo druk was. Het was echt vertederend om zo'n donzig hummeltje parmantig rond te zien stappen.
Het gansje maakte leuke tevreden geluidjes, die wij vrij vertaalde als: "Ik heb het zo wel naar mijn zin!".
Na een poosje zei ik: "Wat doen we nou, we kunnen moeilijk heel de avond hier rond blijven lopen met dat gansje?"
Joep zei: "Ik breng hem natuurlijk weer terug, hij zal wel van een van de kinderen zijn. Hij heeft in ieder geval even lekker kunnen zwemmen".
Joep liep dus als kunstmoeder fungerend weer het hele eind terug met het gansje op zijn hielen.

Nadat we dus alle opfrisbeurten achter de rug hadden gingen we naar Isigny sur Mer.
Eerst liepen we een beetje rond in het dorp om wat winkels te kijken.
Uiteraard gingen we ook een boekenwinkel binnen omdat daar niet alleen kranten met huizenaanbiedingen, maar ook soms een tijdschrift te koop is, waar aanbiedingen van heel Frankrijk in staan.  
 Dit keer hadden we geen geluk, want van de uitgave van zo'n tijdschrift hadden ze nooit gehoord.

Naast de boekenwinkel was een café-bar, we gingen naar binnen om iets te drinken en om de krant in te kijken.
In de bar zaten zes mannen her en der verspreid en er was een nogal in felle kleuren gestoken dame in super korte rok met erg lelijke benen en super hoge hakken.
Gelukkig hing ze tegen de bar, want anders had ik het idee dat ze om zou vallen.
De mannen waren waarschijnlijk net klaar met hun werk, want de meesten hadden een smerige korte broek met gekleurd hemd aan. Hun zwarte haren hadden een bestudeerd slordige coupe en hun armen en benen waren zo bruin als van een wielrenner tijdens de Tour de France.
Echter een van hen had een keurig drie delig pak aan, was aan de stevige kant en had een beetje kalend hoofd boven een ietwat bleek bol gezicht.

Wij bestelden een cola en we werden een beetje argwanend aangekeken. Het drukke gesprek waar iedereen aan deelnam verstomde een beetje toen ze een andere taal hoorden spreken.
Terwijl onze cola werd neergezet, pakte ik mijn portemonnee uit mijn tas om te betalen. Tot mijn schrik zag ik in een ander vakje in mijn tas de sleutel zitten van de kamer van het hotel, waar we de nacht ervoor hadden geslapen.
Ik zei tegen Joep: "Tjeetje, nou hebben we de sleutel nog van...!"
" Wat voor sleutel" zei Joep, want hij luisterde niet zo goed, omdat hij geamuseerd rond zat te kijken en knikte als begroeting als één van de mannen hem aankeek.
'Van de kamer van het "Motel Lord Mountbatten" waar we gisteren geslapen hebben ".    
"Oh" zei Joep terwijl hij een forse teug van zijn cola nam en zei: "Die sturen we gewoon op!".
Ja en daarmee was het probleem eigenlijk opgelost.

Ik legde de sleutel op tafel om te kijken of er behalve de naam en kamernummer misschien ook nog een adres opstond. Ondertussen hadden de mannen om ons heen dat gezien en degene in het driedelige pak vroeg: "Op vakantie ?" "Oui, en vacance " zeiden wij.
 Toen we eenmaal contact hadden was de vraag: "Uit welk land komt U?" natuurlijk onvermijdelijk.
In hun Franse oren klinkt het Nederlands misschien wel net zo, als dat wij Arabisch horen praten, dus op zich niet zo'n stomme vraag.
Een Engelse vriend van ons zei ooit: "Als jullie Nederlands met elkaar praten, lijken jullie net een stel blaffende honden !"

Toen wij vertelden dat we uit Nederland kwamen zaten we gelijk gebakken. De dikkerd wees op één van de mannen, die nonchalant op zijn stoel, half leunend tegen de muur hing en zei: "Hij is ook in Nederland geweest".
Iedereen was ineens vol belangstelling. Onze wedervraag was dan ook belangstellend: "Waar bent U in Nederland geweest ?"  Voordat we antwoord konden krijgen vroeg de dikkerd ineens: "Wilt U ook een Calvados drinken ? Calvados, de drank van Normandië gemaakt van appels".
 Joep had al gelijk: " Oui, monsieur avec plaisir" gezegd, terwijl ik op normale conversatie toon tegen hem zei: "Joh, dat is hartstikke sterk spul, dat lust ik niet."
 Terwijl Joep vriendelijk glimlachte en nog eens tegen de dikkerd knikte, zei hij in het Nederlands op een toon alsof we het over het weer hadden tegen mij: "Gewoon opdrinken, dat kun je niet weigeren."

De barman bracht niet alleen ons een Calvados maar alle mannen en de ene dame kregen ook een vol glas. Er werd ineens uitgebreid met elkaar getoost alsof het een familiefeestje was en wij zaten ook met ons glas omhoog en zeiden links en rechts kijkend: "À votre santé!"
Wij namen een slok en hieven het glas nog eens naar links en rechts, terwijl ze afwachtend toekeken. Die eerste slok had ik veel te vlug doorgeslikt dus voelde ik het van boven naar beneden door mijn slokdarm branden. De dikkerd zei met een trotse blik in zijn ogen: "Heerlijk, hè ?"
Met tranen in mijn ogen zat ik maar een beetje mee te mompelen: "Oui, oui ".
Ik kreeg het al benauwd bij het idee, dat ik de rest ook nog moest wegwerken. Het drinken van één glas wijn stijgt me soms meteen naar het hoofd, laat staan iets met veertig procent alkohol.

Na de uitgebrachte toost werd onze vraag: "Waar bent U in Nederland geweest?" beantwoord met: "De-lait, champion de ..??? avec mon père",  verstonden wij voor de helft.
 Iets met een kampioen en zijn vader?
Ondanks mijn ene slok sterke drank zei ik in gedachte even het rijtje: Hoogezand-Sappemeer-Oude Pekela-Nieuwe Pekela...Stadskanaal " op om te controleren of "De-lait" of iets wat er op leek daar tussen zat.
Joep en ik keken elkaar vragend aan, we zaten diep na te denken en mompelden: "Iets met melk ? Kampioen?" Joep zei ineens: "Oh, Hil-ver-sum;  melk-huis-je; ten-nis?"
 "Ten-nis, non! " zei de man, terwijl hij de moeite nam om rechtop te gaan zitten: "De-leve, champion de ju-do !"  Het had dus iets met judo te maken.
Aangezien we niet zulke judo-fanaten zijn , zei dat ons nog niets. Teneinde raad vroegen we maar: "In welk gedeelte van Nederland ligt die plaats?"
 De man keek ons aan alsof  hij dacht: "Die zijn stom, die weten in hun eigen land niet eens waar "De-leve" ligt."
Tenslotte zei hij: "In het westen van het land."
En om het nog duidelijker te maken zei hij: "Porcelaine" terwijl hij met zijn linkerhand deed alsof hij iets vasthield en met zijn rechterhand bewegingen maakte alsof hij aan het schilderen was.
Ineens ging ons een licht op en we zeiden tegelijkertijd: "Oh, DELFT!"  "Oui" zei de man  glunderend omdat we het door hadden: "De-leve".
Het verschil in uitspraak en klemtoon was hem waarschijnlijk niet opgevallen.....
Nadat het raadsel rond de plaats was opgelost gingen ze op een ander onderwerp over.

Een andere man die zijn stoel gezellig aan ons tafeltje had geschoven vroeg: "In welk hotel logeert U ?"  terwijl hij naar de sleutel wees die op de tafel lag.
 Ik nam  nog een nipje van mijn Calvados en liet het slokje eerst over mijn tong rollen met een min of meer spoelende beweging om een verbrande slokdarm te voorkomen.
Joep beantwoordde ondertussen de vraag en vertelde dat het de sleutel van onze vorige hotelkamer in Arromanches was en dat we vergeten waren de sleutel af te geven.
Ineens was iedereen weer bij de les en er werd druk overleg gepleegd  waarbij het woord "poste" een paar keer viel. 
De dikkerd zei toen, terwijl hij een half glas in een keer achterover sloeg: "Per post opsturen!". Hij zei het op een toon alsof ze met zijn allen ter plekke de posterij hadden uitgevonden .
 "Oui, une bonne idee" (goed idee) zeiden wij verrast, alsof we daar zelf nooit op hadden kunnen komen.
 Fransen willen over het algemeen de grote lijnen wel eens uit het oog verliezen, maar zijn dol op details.
Gelijk werd dan ook voor ons beslist dat we in de boekenwinkel ernaast een enveloppe konden kopen en aan de overkant op het postkantoor een postzegel.
Het feit dat we alleen de naam van het hotel en de plaatsnaam wisten en geen nader adres werd als "Pas de problème" van tafel geveegd. Ze waren er van overtuigd dat het wel op de plaats van bestemming aankwam.
Joep had  zijn glas al leeg en vroeg aan de mannen of ze nog een glaasje wilden.
Ineens keek de dikkerd, met een bezorgde uitdrukking op zijn inmiddels iets gekleurde gezicht, op zijn horloge.
 Hij bedankte, op eigen initiatief, ook uit naam van de anderen omdat hij vond dat we weg moesten, want anders zouden de boekenwinkel en het postkantoor dicht zijn.
Wij stonden gehoorzaam op en ik gooide het restant van mijn Calvados in één slok achterover en zei nog eens beleefd, maar schijnheilig: "Tres bon", (erg lekker), terwijl de rillingen over mijn rug liepen.
Ineens werden er over en weer handen gegeven en met acht keer "Au revoir et Bon voyage" wilden we de bar verlaten.
De dikkerd haalde zijn portefeuille tevoorschijn en gaf ons zijn visitekaartje en zei terwijl hij mee naar buiten liep en schuin omhoog wees: "Mochten er problemen zijn, dan kunt U me altijd bellen en ik woon daar boven de boekenwinkel ". Op zijn kaartje stond dat hij drukker was.
We konden ons niet voorstellen dat we met een enveloppe kopen en op de post doen nog echt in de problemen zouden kunnen komen, maar het was aardig bedoeld.
Na het zoveelste "Merci en Au revoir" gingen wij alsof we onder curatele stonden braaf de boekenwinkel in en kochten een stevige bruine enveloppe.
Vervolgens begaven we ons naar het postkantoor aan de overkant in de wetenschap dat alles vanuit de bar nauwlettend werd gevolgd....  




                           ***************************

RECEPT.

COQ AU VIN.

Ingrediënten:
- 1 kip ongeveer 1300 gram
- 100 gram gerookte spekjes
- 4 sjalotten
- 1 wortel
- bakje champignons
- 1 eetlepel bloem
- 3,5 dl rode wijn
- verse tijm en peterselie
- 2 tenen knoflook.

Verdeel de kip in stukken, bestrooi met peper en zout,  bak de delen in zonnebloem olie met klontje boter, aan.
 Haal de kipdelen uit de pan en bak in het vet de sjalotten glazig met 2 teentjes knoflook en voeg de spekjes toe.
Strooi de bloem over de uien en spekjes, goed door elkaar roeren en even laten garen.
Voeg de wijn toe, goed doorroeren en laat even binden.
Leg vervolgens de kipdelen terug in de pan, verse tijm takjes er bij doen met in stukjes gesneden wortel.
Laat ongeveer 1 uur zacht pruttelen totdat de kip gaar is en voeg na 50 minuten de in plakjes gesneden champignons toe.
Haal met een schuimspaan alles uit de pan en doe het over in een verwarmde ovenschaal.
Mocht de saus te dun zijn, even laten inkoken en glanzend kloppen met klontjes boter, giet de saus over de kip en strooi de peterselie er over.
Lekker met gekneusde krieltjes in de schil, uit de oven.



woensdag 1 januari 2014

CHAMBRES D`HÔTES (1)




In Duitsland heet het "Zimmer Frei" en in Engeland "Bed and Breakfast", maar in Frankrijk heet het "Chambres d'hôtes".
Heel toevallig kwamen we onderweg, op één van onze reizen op het idee om eens een kamer met ontbijt te huren, in plaats van in hotels te slapen.

Dit keer gingen we richting Normandië, om te kijken hoe het landschap er was en de sfeer te proeven van een gedeelte van Frankrijk waar we nog nooit samen waren geweest.
 Als eerste stop in Normandië hadden we het plaatsje Rue voor ogen. Joep was daar ooit eens, in de funktie van chauffeur voor een personenbusje, met een groepje kinderen geweest. Het leek ons leuk deze tocht nostalgisch te beginnen.

 In Rue zijn we een poosje op een bank op het stationnetje gaan zitten.


Joep haalde herinneringen op, aan een eendenjacht en andere dingen, die hij  in Rue had meegemaakt.
In Le Treport, een plaatsje aan de kust namen we ook een kijkje.
Het leek wel alsof we op de White Cliffs van Dover stonden. We genoten in deze plaatsjes aan de kust van de heerlijke zoute zeelucht, het rinkelen van het tuig van de boten, het wapperen van de vlaggen en de krijsende meeuwen.
 In Dieppe leek de afgemeerde ferry-boot op een flatgebouw midden in de stad.
 We vervolgden onze route via plaatsjes met namen die iets prettiger in het gehoord liggen dan Katwijk of Cadzand.



 Klinkende namen zoals Veules les Roses; St.Valery en Caux en Veulettes sur Mer.

 Ons volgende doel was om een kijkje te nemen in Honfleur, met zijn " Vieille Bassin", een  binnenhaven met sluizen, waar je alleen bij vloed met je boot in en uit kunt varen.


 Langs de kade een aaneenschakeling van oude huizen, soms met  wel zes verdiepingen en hoogstens vier meter breed. Met de jachten in het "Bassin" en aan de andere kant de vissers-boten, die met hun vis binnenkwamen, was het een bedrijvige bedoening.
Om dit alles eens rustig te kunnen bekijken, gingen we op een terras zitten.
 De ober vroeg: "Wilt U iets drinken?", want de tijd om te eten was al lang voorbij.
We namen twee kopjes koffie. 
De restaurateur had kennelijk ook door, dat dit alles een aardig schouwspel was, dus rekende hij prijzen waarbij ons inziens een soort entree inbegrepen was om dit alles op je gemak te kunnen bekijken. Vermakelijkheidsbelasting, toeristenbelasting en waarschijnlijk het rioolrecht werden dubbel en dwars doorberekend.
Aanvankelijk was het onze bedoeling om na Honfleur richting Le Mont St.Michel te gaan, maar na één zo'n toeristische attractie met alle drukte, hadden we het wel gehad en doken we het binnenland in.

Toen het tijd werd om eens naar onderdak te gaan uitkijken, zagen we onderweg ineens een bordje met "Chambres d'hôtes" staan met een pijl erop naar links.
In het voorbij gaan zag ik een prachtig groot huis staan, waarvan de gevel helemaal begroeid was met klimop.
Eigenlijk leek het ons wel eens leuk om in zo'n huis te kunnen logeren, dus een eindje verderop keerden we om.
Bij het toegangshek stopten we en zagen het huis, groen van de klimop, waar de contouren van de wit geschilderde ramen en deuren heel precies waren uitgeknipt. 
Een leien dak met daarin een rij van die typisch gevormde dakkapelletjes en twee grote rode schoorstenen completeerden het geheel.
Links en rechts van het huis stonden wat bijgebouwen in dezelfde onberispelijke staat  met bloeiende rozen tegen de muur en daartussen een strak groen gazon en de toegangsweg.
Wij trokken de stoute schoenen aan en reden de binnenplaats op.
Uit de voordeur, met aan weerszijden twee Grieks aandoende grote witte pilaren met puntdak, kwam een chique slanke  dame, van ongeveer vijfenzestig jaar, naar buiten.
Toen wij vroegen of er een kamer vrij was zei ze: "Ja hoor, maar ik heb nog niet alle kamers klaar. Wilt U een kamer zien ?"
 Wij gingen met haar mee naar binnen.

In de hal met oude plavuizen op de grond en een donker bruine houten lambrisering bevond zich rechts de trap.
 Toen we boven kwamen lag er een lange gang voor ons, met aan de linkerkant de deuren naar de kamers en aan de rechterkant een rij grote ramen met uitzicht op een tuin.
Een tuin waar duidelijk iemand met groene vingers de scepter zwaaide.
Een groot gazon, omgeven door coniferen met daarvoor een border met in allerlei tinten bloeiende heesters en bloemen.

 De laatste deur aan de linkerkant werd voor ons geopend en we zagen een kamer waarvan de muren behangen waren met dezelfde stof , dus geen papier, als de sprei van het bed en de lampenkapjes. De stof was beige met kleine vrolijk aandoende bloemetjes in roze/rood met groene takjes. 


Het meubilair bestond uit een klein antiekkastje, een grote klerenkast en twee stoelen  met tafel, alles in prima staat.
Aan de linkerkant in de kamer achter een deur bevond zich de badkamer met een smaakvol beige/bruin interieur.
Uiteraard hoefden we niet lang na te denken en namen de kamer, de prijs was maar liefst honderd francs lager dan de nacht ervoor in een hotel. 

Nadat we onze bagage in de kamer hadden gebracht vroegen we: "Mogen we nog even in de tuin rondkijken ?"  "Oui, bien sûr" zei madame.
We hadden zo op het eerste gezicht en vanuit ons raam, al een aardige indruk gekregen, maar we hadden echt nog niet alles gezien. 

Schuin achter de bijgebouwen liepen twee stroompjes met daarin een eilandje, verbonden door twee sierlijke houten bruggetjes. Op het eilandje liepen een paar schapen en ze keken nieuwsgierig naar de bezoekers.
 Dit alles omgeven door mooie grote oude eiken en aangrenzend weilanden. De hond had een privé eilandje met een riant hok.
 Zo'n geheel valt niet onder de categorie "vrijstaand woonhuis met tuin",  maar is een "Manoir" (landgoed).
 Al met al hadden we nog nooit zo'n riant onderkomen gehad.

's Avonds toen we wilden gaan eten, vertelde madame: "In het dorp is een erg goed restaurant aan de rechterkant, naast een bloemenwinkeltje". Toen we daar aankwamen bleek dit echter gesloten te zijn.

In de directe omgeving lagen geen andere dorpjes, dus besloten weer een stukje richting kust te rijden, in de hoop, dat we een restaurant zouden zien.
Een paar kilometer verderop, zagen we ineens een aantal auto's langs de kant van de weg geparkeerd staan voor een huis.
Een fraaie oude houten wagen  vol met bloemen stond in de tuin. We keken nog eens goed en zagen schuin achter het huis mensen, die aan tafels en op picknickbanken zaten te eten. We vroegen ons af of het een restaurant zou zijn, hoewel het nergens stond aangegeven. Het leek meer op een familie-etentje.

We besloten een kijkje te nemen en toen we aan kwamen lopen, kwam er een jongeman in korte broek met T-shirtje op ons af en we vroegen: "Kunnen we hier eten ?".
 Dat kon gelukkig en hoewel het er erg druk was, kwam er net een tafeltje voor twee personen vrij en dat kregen wij toegewezen.


We zaten op een groot houten vlonder boven een stroompje, waarop tafels en stoelen met parasols met zicht op de keuken.
De keuken was in de open lucht, gebouwd op het vlonder, onder een afdak.
Er stonden twee grote ketels, vol met mosselen te koken en daarnaast een grote grill, waarschijnlijk op gas, waar sissend de lamskoteletten lagen te bruinen. De damp van het koken en het grillen werd sierlijk de lucht in geblazen, een afzuigkap was niet nodig.

Aangezien wij niet zo gek op mosselen zijn, kozen wij voor de lamskoteletten, met een crudité vooraf.
Toen wij alvast een glaasje wijn namen terwijl er aan ons eten werd gewerkt, viel het ons op dat er nog zo veel andere mensen ook op hun eten zaten te wachten.
 Na een minuut op vijf, kwamen er ineens een stel jongens op brommertjes aanrijden, allemaal in korte broek met T-shirts aan.
De één ging ineens met de hand wortels staan raspen, de ander uien snijden en radijsjes schoonmaken, weer een ander ging in de pannen met mosselen staan roeren en de volgende ging nieuwe bestellingen opnemen.
 De laatste liep in ijl tempo heen en weer tussen de keuken en de kelder, onder het huis, om de voorraad weer op peil te brengen. Het was ineens een bedrijvigheid van jewelste.
Toen we uiteindelijk onze crudité kregen, na toch wel lang wachten, waren we het er over eens dat we nog nooit zo'n mooie kleurige crudité hadden gezien.
 Het kijken ernaar was alleen al de moeite waard en de smaak was precies zo als het er uitzag, de moeite waard.

Onze lamskoteletten waren eveneens perfect gegrild, niet te rood en ook niet te droog.
Na de gebruikelijk afsluiting met kaas, een stukje taart en koffie vroegen we om de rekening. Deze viel, net als het eten, helemaal niet tegen.
Bij het afrekenen zei een van de jongens met een verhit hoofd, terwijl hij zijn T-shirt nog eens recht trok: "Onze excuses voor het lange wachten,  we zijn pas tien dagen open en we hebben echt niet op zo'n grote drukte gerekend !" 
Dit was dus de verklaring voor het feit, dat er ineens al die jongens als redders in nood tevoorschijn kwamen en zonder poespas aan het werk gingen.
Al met al hadden we die avond genoten en we vonden het erg aandoenlijk om iedereen zo zijn best te zien doen. Nu hebben we het nog vaak over het eten bij de "jongens".

Na een voortreffelijke nachtrust op ons "manoir" begaven we ons 's morgens naar de ontbijtkamer. Toen we echter boven op de gang liepen, kwam madame ook uit een van de deuren. Met een slaperig gezicht wensten we elkaar "Bonjour" en terwijl madame een paar meter voor ons uitliep, zagen we plotseling een wirwar van wilde gebaren die madame in onze richting maakte.
 Ze hield haar wijsvinger voor haar mond en zei: "Sst, Attendez".(wacht)
We schrokken ons rot en dachten dat er heel wat aan de hand was, maar het viel mee, want het bleek dat wij zachtjes moesten doen, omdat er een eekhoorn in de tuin zat en die moesten we vooral zien.
We zagen er in haar ogen misschien nogal stads uit, dus een eekhoorn op de vroege ochtend was kennelijk het einde.
Ze wist natuurlijk niet, dat wij ze thuis in onze bostuin praktisch elke dag zagen, levend en soms dood. Dood, als onze kat trots kwam laten zien dat hij die dag toch nog wat had gevangen.
Hij presteerde het zelfs om zich met een dode eekhoorn in zijn bek door het kattenluik naar binnen te wurmen.
 Dus een eekhoorn in haar tuin bekeken we met gemengde gevoelens, in herinnering aan diverse begrafenisplechtigheden, thuis in onze tuin.
Voor haar plezier deden wij net alsof die eekhoorn in haar tuin de eerste in het wild was, die we ooit hadden gezien!

Aan de ontbijttafel kregen we gezelschap van nog twee echtparen. Het ene stel was van onze leeftijd en het andere echtpaar was, bleek later ver over de tachtig.
 Het "jonge" stel kwam uit de buurt van Straatsburg en sprak Duits en het oudere stel sprak Frans.
Terwijl madame het ontbijt opdiende werden er over en weer vragen gesteld: "Waar komt U vandaan"," Waar gaat U heen?" en "Heeft U kinderen? ".
Wij deden ons best om dit alles in het Duits en Frans bij te benen, terwijl we ondertussen nog in het Nederlands aan elkaar vroegen, wat het een of ander woord in het Duits of Frans was. Opa gooide nog even een discussie over drank in de groep.
Hij zei: "Ik ben vijfentachtig geworden, omdat ik elke dag twee glazen rode wijn drink en goed eet". Terwijl hij nog een croissant op zijn bord legde zei hij waarschuwend: "En geen andere sterke drank, want dat is slecht voor je lever!"
Nadat we over de schrik van de eekhoorn en de Babylonische spraakverwarring heen waren, zaten we even later al lichtelijk vermoeid, in de auto en de dag moest nog beginnen!



                                         *******************************

RECEPT.

Op deze eerste dag van het nieuwe jaar voor degene met goede voornemens!?
Een goed begin is het halve werk!
Salade als maaltijd,  kijk eens in de koelkast en gebruik wat er nog in huis is.

Bijvoorbeeld:

- sla melange
- feta
- geraspte wortel
- tomaten
- stukjes rode paprika
- gekookt ei
- plakjes gekookte ham of rosbief, stukjes kalkoen, fricandeau, rollade of iets dergelijks.
- dressing naar keuze


Met meerdere personen? Zet alle in huis zijnde restjes aan vlees,vis, sla of salade op tafel en laat iedereen aan tafel zijn eigen salade maken.

Lekker met een stukje volkoren brood en wie weet zit er nog een bodempje wijn in de fles!

                                                       *********************