Na
onze verkenningstochten, hoofdzakelijk door het oosten en zuidoosten van
Frankrijk, kwamen we jaren later, in 1986, in de gelegenheid een ander gedeelte
te ontdekken.
Onze
oudste dochter, Suzanne, wilde na haar havo-examen "iets" in het
buitenland gaan doen.
Ze
had Frans in haar pakket gehad en wilde de taal beter leren spreken. Het werd
dus Frankrijk.
Vrienden van ons hadden al jaren een camping
in de Dordogne.
We
wisten dat ze in het zomerseizoen vakantiehulpen uit Nederland hadden.
Onze
dochter kon daar gelukkig terecht en reisde alleen af.
Op
zich was er een prachtige verbinding, want ze stapte in Utrecht op de bus, op
een special daarvoor geregelde pendeldienst en op de camping in Frankrijk uit.
Maar
als bezorgde vader en moeder stonden we op het laatste moment, vlak voor het
vertrek van de bus, de meest waanzinnige adviezen en waarschuwingen te geven.
Waarschijnlijk
heeft ze een zucht van verlichting geslaakt toen de bus eenmaal in beweging
kwam. Hoewel voor haar was het natuurlijk net zo goed spannend
Het
was voor het eerst dat ze zo'n poos, vier maanden, van huis zou zijn.
Daarom
hadden we het zo geregeld, dat wij in de zomervakantie twee weken naar de
camping zouden gaan.
We hadden er een huisje gehuurd.
We
bleven naar elkaar zwaaien tot ze uit het zicht was.
Toen
we daarna samen in de auto zaten, voelden we ons zo raar en zeiden troostend
tegen elkaar: "Over zes weken zien we haar weer. We bellen morgenavond
wel!".
In die tijd konden we als vervoermiddel kiezen
uit twee exemplaren. Een Volkswagen, een donkergroene Kever, 1303S met bolle
voorruit (voor de kenners) van twaalf jaar oud en een zes jaar oude Triumph
Spitfire.
Natuurlijk
was het veel handiger geweest als we een middenklasser hadden gehad, waar
ruimte zou zijn voor drie personen, Dixie, onze hond en bagage.
We
zagen het niet zitten om alles en iedereen in de Kever te proppen, dus gingen we
met twee auto's.
Nadat
we thuis eerst onze route hadden bepaald, tot Vierzon de autoroute en daarna de
Route National, gingen we op pad.
Op
de autoroute waren we prima op elkaar ingespeeld. Als vlooien wipten we
tegelijk van de rechter naar de linkerbaan en weer terug.
Dixie en onze jongste dochter, Leontine
wisselden onderweg regelmatig van plaats, van de ene naar de andere auto.
Joep
reed meestal voorop in de Spitfire, in het begin met de kap naar beneden, soms
dochterlief met wapperende haren naast hem of Dixie onzichtbaar op een rolletje
op de stoel.
Na
een paar honderd kilometer hadden ze genoeg van de wind en vooral de brandende
zon, dus werd er verder met de kap op gereden.
Met
z'n tweeën achter elkaar rijden was niet altijd even makkelijk, vooral toen we
in Parijs probeerden bij elkaar te blijven.
Joep
zag namelijk "Porte d'Italie" aangegeven staan en dacht die moeten we
hebben, dus "wham" richtingaanwijzer uit en de Boulevard de
Peripherique af.
Ik
zag dat het fout ging, want daarbij stond nog niet Lyon en Bordeaux met wegnummer
aangegeven.
Maar
ik in mijn Kever er achter aan, terwijl ik hardop tegen Dixie wat lelijke
woorden zei; ik zag het al aankomen.
Een stoplicht; Joep reed keurig door groen en
ik wilde hem niet kwijt raken, dus moest ik wel door - zeg maar- oranje/rood,
terwijl er aan beide kanten, drie rijen dik, auto's in de startblokken stonden.
Toen
ik midden op het kruispunt stond, sprong
aan beide kanten het licht op groen en
“ voilà", daar stond ik dan. Waarschijnlijk door de zenuwen,
begon ik druk met mijn handen te gebaren, waaruit bleek, dat ik bij die
papegaai blauwe Spitfire hoorde en alsof het afgesproken werk was, bleef
iedereen keurig stilstaan en ik dacht
alleen maar: "wegwezen !"
Zo
reden we dus, na dit kruispunt de Boulevard de Peripherique weer op en daar
paste ik dezelfde truc toe en we konden keurig achter elkaar weer invoegen.
Verder
verliep het samen rijden behoorlijk soepel en ik voelde me redelijk happy in
mijn lekker pruttelende Kever. Hij had een 1600 cc motor en daar waren we thuis
trots op, maar met een benzineverbruik van 1:6, werd het onderweg iets om
minder trots op te zijn.
Via
Parijs, Orléans en Vierzon, waar destijds de snelweg eindigde, gingen we
richting Limoges, via de N20.
Op
een gegeven moment net buiten Limoges kwamen we in een file te staan.
Door
onze jarenlange ervaring om alternatieve routes te kiezen was het voor ons geen
probleem om via St.Yrieix la
Peche ; Hautefort en Salignac-Eyvigues ons doel te bereiken.
Alleen
het laatste gedeelte van de route vond Joep minder geslaagd, want na iedere
bocht zat, zoals hij beweerde, een diepe kuil in het wegdek.
Tja,
een Spitfire veert nu eenmaal minder goed dan een Deux Chevaux!
Aangekomen
op de camping stond onze vriend raar te kijken dat we er toch op de afgesproken
tijd waren en zei verbaasd: "Hoe
kan dat nou ? Volgens de radio zitten
alle wegen dicht!".
Nou
ja, alle wegen dicht, hij was altijd al goed in het overdrijven!
Wij
maakten een vaag gebaar richting heuvels en zeiden: "Oh, we zijn achterom
gekomen, “pas de problème"!
Suzanne,
onze dochter, was dan ook in geen velden of wegen te zien, want ze dachten,
afgaande op de verkeersinformatie, die kunnen hier nooit voor de avond zijn.
Toen
we Suzanne gevonden hadden, zagen we een gebruinde, niet meer blond, maar
hoogblonde jongedame, die het prima naar haar zin had. Vanzelfsprekend waren we
allemaal blij om elkaar weer te zien en Dixie kwispelde er lustig op los.
Op
de camping hadden we een huisje, met veranda, gelegen halverwege de heuvel, met
riant uitzicht over het gebeuren beneden ons.
De
meeste huisjes liggen terrasgewijs tegen de heuvel, terwijl het vlakke gedeelte
beneden bestemd is voor de kampeerders.
De
aankomst van bussen, mensen die druk waren met tenten opzetten, boodschappen
gingen doen, zwemmen of fietsen, al met al een levendig gebeuren.
Zelfs
Dixie keek met véél interesse naar beneden, je weet `t nooit; misschien toch
een bekende te zien?
Er
waren meer ouders, die hun spruit kwamen opzoeken, maar wij waren wel de enige met voor die jongelui natuurlijk
aantrekkelijke sportauto.
Er
werden, met geopende motorkap, heel wat gesprekken gevoerd met allerlei
technische verhandelingen!
Onze vrienden namen af en toe een paar uurtjes vrij en gingen om de beurt met Joep in de Spitfire toeren.
Onderweg
deden ze soms ook nog een paar nuttige boodschappen. Flip, onze vriend, zat dan
met 24 flessen "eng-spul" op
schoot. Die waren nodig om het water van het zwembad schoon te houden.
Echt
veel tijd hadden ze natuurlijk niet.
Als
we in de Spitfire, luchtig gekleed weggingen met de kap naar beneden, dan zat
ik na een paar kilometer al met andere T-shirts, gedrapeerd over mijn blote armen!
Ondanks
zonnebrandcrème, factor 30, waren we in no-time, zo rood als een kreeft.
Dat overkwam ons dan ook maar één keer!
Af
en toe maakten we in de Kever met of zonder dochters uitstapjes, onder andere
naar de middeleeuwse plaatsjes Rocamadour en Sarlat.
Vooral in Sarlat konden we heerlijk rond slenteren
en genieten van de oude gebouwen.
Op
één van de pleintjes konden we, op een terras, onder het genot van een drankje,
zelfs luisteren naar live muziek met een middeleeuws tintje.
Souillac
is trouwens ook een leuk levendig plaatsje, gelegen aan de rivier de Dordogne,
met op de brug een prachtig uitzicht. Een kanotocht over de rivier de Dordogne
schijnt een onvergetelijke ervaring te zijn.
Gezien
mijn watervrees was ik alleen bij de te water lating van de familieleden. Ik
legde veilig op vier wielen de route af om ze zo'n dertig kilometer verderop
weer op te pikken.
Voor
ons was het toen al een "must" om in iedere plaats waar we kwamen op
zoek te gaan naar makelaars.
Daar
stonden we voor de etalage alle aanbiedingen met foto's te bestuderen en
prijzen te vergelijken.
Zo
raakten we al gauw thuis in het vertalen van fraaie volzinnen, zoals: "Jolie maison de campagne, sur 1 ha de terrain. Gros oeuvres
en bon etat general. Habitable de suite."
(Leuk landelijk gelegen huis op 1 ha
grond, grootse gedeelte in goede staat,
direct bewoonbaar).
In
Nederland gaan we er in het algemeen van uit dat een huis gelijk bewoonbaar is.
Soms stapten we bij de makelaar naar binnen en
vroegen nadere informatie bijvoorbeeld omtrent de ligging van bepaalde huizen
ten opzichte van de bewoonde wereld.
Bij
één van de makelaars in Souillac moesten we in 1986, 's middags terugkomen,
want dan had hij kopieën gemaakt van de aanbiedingen die onze interesse hadden.
Wij
begrepen dat hij dat bij een collega verderop in de straat moest doen!
Na
veertien dagen moesten we helaas afscheid nemen van onze oudste dochter en onze
vrienden.
We
kregen wel een triest gevoel, toen wij 's morgens om half acht wegreden en onze
dochter ons met een arm vol verse stokbroden uitzwaaide.
Na
een poos gereden te hebben, richting het
noorden, over de niet al te drukke wegen
met soms links en rechts van ons die gele kopjes van de zonnebloemen,
werd het weer eens tijd om te pauzeren.
Joep
reed voorop en sloeg op een bepaald moment een zandweggetje in. Wij kwamen op
een rustige plek in een bos, waar Dixie even lekker rond kon snuffelen.
Wij
maakten op ons campinggasje, heel
voorzichtig met vuur, want het was er gort droog, een kopje koffie en na een
poosje zouden we weer verder gaan.
Voordat
we verder gingen, ging Joep in de Kever een handdoek, die als zonwering voor
Dixie dienst deed, verhangen naar het andere raam.
De
Spitfire stond verderop, waar wij, onze dochter Leontine en ik de hond nog wat
water lieten drinken.
Op
een gegeven ogenblik keek ik om en zag ineens allemaal rook, terwijl Joep in de
Kever met de handdoek op de achterbank heen en weer zat te slaan. Ik rende er
heen en Joep riep: "Water, vlug!".
We
hadden alleen maar anderhalve liter mineraalwater en de aangebroken fles water
voor de hond.
Dochterlief gaf eerst de bak met nog een
beetje water voor de hond aan.
We
zeiden paniekerig: "Nee, vlug de flessen!" en ondertussen probeerde
Joep de brandende achterbank uit de Kever te krijgen.
Gelukkig
wist hij precies hoe hij hem moest demonteren en gooide de achterbank brandend
uit het portier, terwijl hij er zelf ook uit moest zien te komen.
De
bank lag in het bos, omdat we aan de rand van het weggetje in de schaduw
geparkeerd stonden.
In
een flits realiseerden we ons dat we die bank zo snel mogelijk op het weggetje
moesten zien te krijgen, omdat anders door de droogte een bosbrand zou
ontstaan.
Zo
goed en zo kwaad als het ging sleepten we de bank het weggetje op, ondertussen
hadden we al een poging tot blussen gedaan met onze twee flessen water.
Dit
lukte natuurlijk niet goed, dus daarna gingen we samen met handdoeken en een
opgerolde dekbedhoes het vuur uit staan slaan.
We
sloegen een paar keer met een handdoek, totdat een punt ervan zelf vlam vatte,
vlug een andere genomen, terwijl ik weer de brandende handdoek hard tegen de
grond sloeg, om die vlam te kunnen doven.
Gelukkig lukte het ons om het vuur te doven,
als het niet gelukt was, waren de gevolgen niet te overzien geweest.
Een dor en droog bos en in geen velden of
wegen een levend wezen te zien.
Nadat
het ons was gelukt keken we elkaar geschrokken aan, onze hoofden rood en
bezweet. Joep had zelfs wat verbrandingen aan zijn hand.
We
keken naar het zwarte skelet, dat eens onze achterbank was, maar het kon ons
niets schelen, want we hadden het gered.
Toen
keken we naar onze dochter, die met haar arm om de nek van Dixie, een eind
verderop zat, ook met vuil en stof op haar gezicht, waarop de sporen van tranen
nog te zien waren.
Dit
was voor ons eigenlijk nog het meest ontroerende moment, om die twee daar zo te
zien zitten.
De
oorzaak van dit alles was de accu die onder de achterbank stond. Doordat Joep
met zijn knie op de bank leunde, maakte de min en de plus contact.
Normaal gesproken is de bovenkant van de accu
afgedekt met een plaatje of iets dergelijks, maar dit ontbrak bij onze bejaarde
Kever.
Nu was de halve bovenkant van de accu
weggebrand en kon je het accuzuur zien bewegen. Bejaard en met verbrandde accu
erin of niet, hij startte wonder boven wonder in één keer!
Ik
voelde me alles behalve behaaglijk toen we verder reden, in een stinkende auto
met de wetenschap dat achter mijn rug het accuzuur open en bloot lag. Maar wat
moesten we, we konden niets anders doen dan op zoek te gaan naar een garage.
Het
eerste tankstation, nog geen kilometer verderop, nadat we weer op de normale
weg waren, had maar liefst een hele piramide van nieuwe accu's staan, in
allerlei soorten, ongelooflijk!!
Terwijl
Joep de nieuwe accu installeerde, gingen wij met Dixie even binnen zitten om
wat af te koelen. Dit was echter van korte duur, want er liep een levensgrote
langharige herdershond rond en hij stelde het bezoek van onze hond niet op
prijs.
Wij
deden Dixie weer in de auto en hij ging op de bestuurdersstoel van de
Kever
heldhaftig zitten grommen tegen de herdershond.
Aanvankelijk was de baas van de zaak heel
medelevend bij het aanhoren van ons verhaal en hij stond meewarig naar onze
verbrande achterbank te kijken.
Na
de grompartij van de honden over en weer, hadden ze echter plotseling iets bij
hun herdershond ontdekt.
De
man vloog in ijltempo een deur in en kwam terug met een flesje en een pincet in
zijn hand.
Hij
liep langs ons heen met een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij een dokter
was die de nabestaanden moest gaan vertellen, dat de patiënt was overleden.
In
het voorbij gaan zei hij tegen ons: "De hond heeft een teek".
Het verwijderen van de "tique" was
nu even belangrijker dan zijn klanten en hij zag ons bij wijze van spreken niet
meer staan.
Het kon ons, op dat moment ook geen lor
schelen, al had die hond tien teken gehad.
We weten dat het gevaarlijk kan zijn, maar we
hadden genoeg aan onze eigen besognes.
We
voelden ons vuil, heet, moe, letterlijk en figuurlijk uitgeblust.
Heet,
erg heet bleef het heel de dag, dus wij zochten bijtijds een motel op.
Toen
we daar de volgende ochtend, fris en uitgerust wegreden, lagen de werksters in
een deuk van het lachen.
Dixie,
met wapperende blonde manen, zat rechtop naast Joep in de open auto en trok een
kop, zo van: "rijden maar, ik wil naar huis!".
Tijdens
deze hete terugreis - het leek wel of er geen schaduw meer bestond - zei ik op een gegeven moment tegen Joep:
" Hè, die rot zon, ik wou dat het altijd winter was".
Maanden
later, toen het er echt op leek dat het altijd winter zou blijven, kreeg ik erg
veel spijt van deze opmerking.
**********************************
RECEPT:
RECEPT:
TRIFLE MET CHOCOLADE/HAZELNOOTPASTA.
Ingrediënten voor 4 personen.
- 250 gram mascarpone
- 3 eetlepels vloeibare slagroom
- 2 volle eetlepels chocolade/hazelnootpasta
- 4 dikke roomboter zandkoekjes
- 3 halve peren op siroop
Meng de mascarpone, slagroom en chocolade/hazelnootpasta tot een glad mengsel.
Laat peren uitlekken en snijd in kleine stukjes.
Doe in een glas stukjes peer, mascarpone mengsel en laagje grof verkruimelde koekjes.
Herhaal dit en sluit af met laagje mascarpone mengsel.
Zet de glazen in de koelkast en serveer koud.
Giet voorzichtig voor het opdienen wat koude vloeibare slagroom er overheen.
Garneer naar wens, met b.v. chocoladetruffel.
Snel te maken, misschien een tip voor de komende feestdagen?